De 14 jarige Martien Kremers en zijn jongere zusje Lotteke horen van hun oom Lei de legende van de bokkerijders. Deze bende zou met de duivel een verbond hebben gesloten. De schout moet de belasting innen voor de keizerin van Oostenrijk. Dat vader Kremers het niet kan betalen en hun Lotteke erg ziek is, laat de schout koud. Hij vindt dat Kremers en zijn beide zonen Martien en Driek in de mijn in de mijn moeten gaan werken. Martien is bang voor de mijn, omdat de ouders van zijn beste vriend Wolf in de mijn zijn omgekomen. Sinds die tijd leeft Wolf alleen in een hut in het bos. Martiens droom is om later dokter te worden. Zijn voorbeeld is dokter Kirchoffs, de dokter van de stad, waar ook de arme mensen veel respect voor hebben. Om zijn doel te bereiken, leert Martien van de pastoor lezen en schrijven.