De succesvolle vaatchirurg Martinus Elsenbosch wordt plotseling geconfronteerd met een bloedfobie, waardoor hij zijn werk onmogelijk nog kan uitoefenen in het ziekenhuis. Daarom verhuist hij van de hoofdstad naar het platteland en gaat aan de slag als de enige huisarts in het dorp waar hij alleen zijn tante kent. Zijn voorganger was zeer geliefd, dus een warm onthaal voor de nieuweling is dan ook niet vanzelfsprekend. Het empathisch vermogen van de dokter laat daarbij nogal te wensen over, wat het voor hem nog moeilijker maakt om zijn plaats te veroveren binnen de hechte gemeenschap.