Carol vraagt Magnum om hulp wanneer een reeks vreemde gebeurtenissen haar doen geloven dat iemand haar probeert bang te maken. In eerste instantie denkt ze dat ze het zich misschien verbeeldt, maar naarmate de gebeurtenissen sinister worden, groeien haar angsten. Het lijkt erop dat de bedreigingen verband houden met de leider van een religieuze groepering die haar vader, ook een officier van justitie, ruim vijftien jaar eerder naar de gevangenis heeft gestuurd.